Campert is iemand die er altijd is
en is geweest, zo heb ik het idee,
hij hoort bij het vele van mijn leven.
Hoorbaar in als hij zijn proza leest
en je als publiek slap van het lachen ligt
(heerlijk is dat!) en zichtbaar in de stilte
van het in zijn gedichten lezen.
De eerste keer dat ik hem werkelijk
zag, was door het kleine ronde glas
van een teevee, zo’n vijftig jaar geleden.
Het was een programma dat je niet graag
oversloeg, het stond hoog aangeschreven.
Hans Gomperts ondervroeg de groten
van de literatuur en enkele jongeren
en Remco zou de laatste van de serie
zijn, maar laat die uitzending nu juist
de eerste worden die ooit werd geschrapt!
Vanwege wat toen aanstootgevend
werd geacht, de regels: ‘alles zoop en
naaide, heel Europa was één groot matras’
uit het gedicht Niet te geloven – dat
nu juist een voorbeeld van zijn onschuld gaf!
Uiteindelijk kwam de uitzending er toch
via een andere zuil, maar wat me
daar het meeste van is bijgebleven
is iets heel anders, een klein zinnetje
dat door de dichter op het laatste
ogenblik er ingefrommeld was (direct
op camera!): Deborah Wolf, ik hou
van je! waarbij hij keek als een stout kind
dat dit met zijn liefste afgesproken had
of zelfs met haar gewed – dat hij het
durven zou of mogelijk ook had zíj
hem uitgedaagd, want dat is wat de liefde
doet, wat liefde is en ware het
dat ik in tongen van de mensen en
de engelen sprak maar ik had de liefde
niet, ik was een rammelende cymbaal!
En dit, de timing en het roekeloze,
het speelse in wat toen een stijf en deftig
medium was, dat stal mijn hart, want voor
de echte dichters staat de liefde altijd
hoger aangeschreven.
Gedicht: Elly de Waard, ongepubliceerd 2018
Foto: Campert in 1963
10 Reacties op DE CAMPERT BALLADE
Toon Reacties (10) Verberg Reacties (10)