in zon oplichtend tussen het ondoordringbaar
schaduwrijk van bomen
met onder wolken onbelicht gehouden
hellingen daaromheen –
zoals de late zomerzon in vroege ochtend
al haar schuw licht werpt
in de kale luwe stammen die een veld
omzomen – het donkere
loof erboven blijft zo donker als het was – zo –
als een nest, een hut
van warmte, een beschutting –
opent zich jouw aanwezigheid, gelijk die
uit mijn slaap is meegekomen –
als tot een plek
die beurtelings leeg is of gevuld
van licht en hitte stralend of van missen
makend gek
1995, Het Zij (herzien)

