
De zomer heeft het blauw van haar
gezicht getrokken als oud behang.
Met wolken rolde zij zich in
en grijs werden haar wangen, grijs
haar slapen; haar schoongemaakte
ogen heeft zij nu altijd dicht.
In steden, waar spiegelsteden
van ziekten, miniature
metropolen van virussen en
microben, nu aan hun bloei
beginnen, beslaat haar adem de
rivier en damp van een vroege herfst
hecht zich aan ramen van de kroegen.
Zacht ben ik als haar weer op een
oktoberavond na een storm die al
haar vruchtbaarheid in zich bewaarde.
En als het nachtverkeer is uit-
geraasd leg ik mij in haar natte
grassen neer – o hou van mij, zonder
je wederkerigheid kan ik niet aarden.
Gedicht: Elly de Waard, Een Wildernis van Verbindingen, 46
Afbeelding: Vincent/Amateurfotograaf