
Laten wij gaan dan, jij en ik,
Als de avond uitgestrekt tegen de hemel ligt
Als een patiënt verdoofd met ether op een tafel;
Laat ons gaan door zekere half verlaten straten
Die morrrend hun onderdak laten
Aan rusteloze nachten in goedkope hotels
En zaagselrestaurants met oesterschelp:
Straten die lopen als een langdradig twistgesprek
Met de verraderlijk opzet
Je te leiden naar een overweldigende kwestie….
O vraag niet, ‘Welke is die?’
Laten we gaan en onze visite maken.
In de zaal lopen de vrouwen af en aan
In gesprekken die over Michelangelo gaan.
De gele mist die zijn rug wrijft over de vensterruiten,
De gele rook die zijn snuit wrijft tegen de vensterruiten,
Likte zijn tong de hoeken van de avond in,
Bleef hangen boven de poelen die in goten staan,
Liet vallen op zijn rug de roet die uit de schoorsteen valt,
Gleed uit op het terras, maakte een plotse sprong
En ziende dat het een zachte oktoberavond was
krulde hij één keer rond het huis en sliep.
En inderdaad er zal tijd zijn
Voor de gele rook die door de straten glijdt
Zijn rug wrijvend over de vensterruiten;
Er zal tijd zijn, er zal tijd zijn
Voor een gezicht om de gezichten die je tegenkomt te treffen;
Er zal tijd zijn om te moorden en te scheppen,
En tijd voor alle werken en dagen van handen
Die een kwestie opnemen en op je bord neerleggen;
Tijd voor jou en tijd voor mij,
En tijd voor nog honderd besluiteloosheden,
En nog eens honderd visies en herzieningen
Voordat wij toe zijn aan een toast en thee.
In de zaal lopen de vrouwen af en aan
Met gesprekken die over Michelangelo gaan.
**********
.
Foto: Charing Cros Road, London, Wolfgang Suschitzky, circa 1930’s
Gedicht T.S. Eliot, eerste coupletten van Prufrock
Vertaling Elly de Waard
1 Responses to THE LOVE SONG OF J. ALFRED PRUFROCK