
Ik zwierf in dronkenschap
door de stad, door de altijd warme
buurten, rond het beeld
van Bredero, duistere minnaar
luisterrijk metgezel, lichtend
voorganger, ook in dichten
Zeg eens, die schoonlokkige
blonde (dat haar gouden haar
ook mij verplichte!), die
overschone, die jou toch niet wil
heb je haar eindelijk dan daar
gevonden? – Mijn tijd
hield mij met de leiband
van een slang omheen mijn pols
aan zich gebonden. Maar ik
woonde in het tienduizend-sterren
logement van de nacht
en dronk mijn wijn en Gerbrand
Adriaanszoon, wees jij het
die de lichten dooft
opdat mijn liefde voor haar
naar behoren blind kan zijn
1995, Het zij, in 2011 gecorrigeerd
All alone, digitale print: IJber
zie ook ijber.nl
