Golvend over de glooiingen
komt dag na dag een glans
van violet aan om het groen
te doven, als grassen
waar ik nooit de namen van leerde –
ontelbaar, profetisch,
vergankelijk – een bloei neer zetten
zo veelvormig, dat je
het nauwelijks opmerkt: de havers groeien
hoog, hun hangende helmpjes
vol mica-stuifmeel leggen, steel
voor steel onderzocht, zo’n variatie
aan hoedanigheden bloot, emailleringen
van een goudbrons zo zonder
ambachtelijkheid, dat ik alleen maar
wanhoop die ooit via een metafoor
te beteugelen: zelfs van de plebejische
weegbree in het tuintje bij de voordeur
verdient elke alledaagse kegeltop een
halo, een serafisch
hoedenlint als garantie dat
sterven, voor de
ongestudeerden, de menigvuldigen,
de werkelijk deemoedigen
geen betekenis heeft, niet is dan
van het bloeien de krioelende
geruststellingen van nog één
wederopstanding meer.
Beeld: Bloeiende haver
Gedicht: Amy Clampitt, Grasses
Vertaling: Elly de Waard (febr. 2018)

3 Responses to GRASSEN