IN ALLE VROEGTE:

 

Ik blies kringen in mijn koffie.
Uitgecirkeld hingen bij overburen
Witte schaatsen in het open raam.
Een duif kijkt bij ons in de kamer binnen,
Zijn ronde ogen rusten koel, opmerkzaam,
Op wie wakker is en wie nog slaapt.
Zijn blikken liggen vast in kleine ringen.

Voorzichtig leven ingeblazen waar de damp
nog afslaat, kan ik drinken.
De zon, bezig te klimmen boven daken,
Bereikt de schaatsen deinend op een lichte
Wind. Het waaien krult zijn lippen
Proevend om de warmte en zuigt die
Als een luie zieke door een rietje in.

Als ik al vrienden had in verre landen,
Wat moest ik ze berichten over hier?
Dat de winter hangt te drogen aan zijn
Voeten? De wind zich warm loopt voor op
Handen hitte? Of dat ik, dromend
Vriendinnetje van mij, in alle vroegte
Je jongensknieën heb gekust?

 

Gedicht: Elly de Waard, Strofen

Dit bericht is geplaatst in Strofen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *