In de tuin rinkelt een zwerm vogels
als zilveren bellen. De sneeuwstorm
van de in blad schietende abelen
verbergt ze. Dit is de lente
van de overal schijnbaar nergens
ontspringende beken, de velden
bespikkeld met bloemen als op een
heldere nacht met sterren de hemel.
Laat onze voeten, Sappho indachtig,
ze niet vertrappen…
Doffe rondingen van onzichtbaar
door stof draaiende wielen.
De avond, geruisloos aanrollend
als een limousine, verzamelt ons.
De verre silhouetten van de sterren
geven zijn spatborden glans.
Claxonnerende slee! Schaduwen
trekken hem als paarden die de stal
ruiken naar huis. Geparkeerd onder
hemelhoge abelen prevelt alleen het
beekje na in haar slaap. Radio
in een allang vergeten kamer
waar allengs de hamer
van de stilte valt.
Gedicht: Elly de Waard, uit: Strofen