INTREDE BEATRIX (30 IV 1980)
De kleine stoet schrijdt tegen wind
onder vervloeiend koper
wuift het in de pluimen
De wind blaast in de hermelijnen
kraag, het is dezelfde wind
die hier door de gordijnen jaagt
het volkslied draagt, men houdt
zijn schreden in bij het open
zwaaien van de deuren
Rimpels plooien zich in
het koninklijk gezicht als het verhaalt
van wat raakt aan ons innerlijk
evenwicht, terwijl sirenes
het bericht van buiten seinen
O stijve gratie van
dit pleiten voor een geweten
de door de camera’s
aangeraakte schrik, de losse
snik en de vergrote
afgemetenheid van de gebaren
Ik zie een land
van protestanten en van van ambtenaren
in de windstille kerk
waarin het rijzen en het dalen
van de menigte een branding is
bezworen op het monotone
ritme van de eden
Uit: Anderling