Het licht pulseerde
over de stammen
omhoog als een
onrustige hartslag –
het leek of ik
in het zenuwcentrum
van een onbekend
betoverend
ruimtevaartstation
terecht gekomen was
van alle kanten
mengde zich het kolken
(zonder retorten!)
met het geraas
van kleine
watervallen; forellen
zwermden als schaduwen
rond het borrelen
van de stroom
als om het in bedwang
te houden en op
de zonbeschenen
oevers aan mijn
voeten stonden
die elegantste aller
wezens, de libellen
in nachtblauwe
overall, allen
hetzelfde, de
robotachtige ogen
op een onzichtbaar en
groter handelen
gericht, driftig
en ritmisch haar
vierdubbele vleugels
toe te klappen en
open te vouwen
of zij het apparaat
bedienden dat
dit hele wonder
gaande hield
Beeld: Libelle
Gedicht: Elly de Waard, Eenzang Twee