JAN HANLO | VERSTREUID THEEZETTEN OFWEL GEDREUMD THEEDRENKEN

Jan Hanlo in 1963, zoals ik hem kende

Jae, die verstreuidheed van mee was laetst benae vermaekelek. Hoewel, men zoo haest aen
verkalkeng raen danken.
Enfin, ek geng theee zetten. Jae, theee zetten. Een smaekelek potje theee zetten.
Enige teed laeter, nae verdiept te zeen en krant of boek, of was ek een brief aan het srijven, had ek de gedachte: ‘Vroeger dronk ek eigenlijk veel meer koppen theee. Niet tweee, zoals nu, maer Eline sronk mij wel 3 soms 4 kopjes en. Komaen, ik gae nóg een potje thee zetten.’
Zeu gezegd zeu gedaen, maer wie zretst meen verbaezeng toen ek zag dat ek helemael vergeten had de thee te drenken! De pot stond, mat hat papiertje van dat theebeultje ereut hangend, koud te worden! Ek goot ‘m leeg an zatte een nieuwe pot met een vers theeebeultje, alwaernae ek meen eerste twee kopjes -met genoegen – nattegde.
Ek had daernae euk geen behoefte meer aen een 3e of 4e kop.

Jan Hanlo, oorspronkelijk gepubliceerd In Barbarber. Nu opgenomen in In een Gewoon Rijtuig (G.A. Van Oorschot)

 

 

Geplaatst in Algemeen | 1 reactie

VORST EN WIND

Hoe de wind het vriezen op sleeptouw
neemt, zich uitdost met de kou,
de witte veren van zijn helm
op ramen print, ze blind-
drukt.

Hoe uit vloeren als van een paleis
de vorst, als de wind gaat liggen,
plotseling als een kolom
zo onverzettelijk op-
rijst

met stucwerk tot aan het plafond.
Een ophaalbrug van ijs
is neergelaten op het raam
aan twee bevroren spinnendraden
en op de kraan

schittert de zon een bontmuts
van kristal. – Wij krimpen
van de kou, de ouderdom misschien
al, maar vooral de helderte
van het overzien van al.

 

Gedicht: Elly de Waard, Onvoltooiing
Beeld: IJsbloemen op raam

Geplaatst in Onvoltooiing | 5 reacties

VOGELWATER

 

Op het ijs in het raam een rij van
lanseniers, sneeuwwit en martiaal,
die zich met zwier buigt naar het
perspectief, tot aan de einder mee.

Aan hun voeten bergen van kristal
met hier en daar in de ruige vorst
een diamant zoals die in je haar
kan schitteren aan de diadeem.

De ochtendzon, een dunne
gouden vlek, schijnt door de stammen
van de bomen, achter een pruik van
naalden heen en wazig zijn de verten

aan de bodem van deze dag, de
bodem van de tuin van zand en steen.
De takken zijn zo stijf bevroren
dat ze zwiepen in de wind, straks

zal ik de vijvers openhakken.

 

Gedicht: Elly de Waard, Onvoltooiing
Beeld: Eigen foto

Geplaatst in Onvoltooiing | 2 reacties

SNEEUW EN INKT

 

Het zijn deze winters die ik terug wil
halen, twee volle pagina’s gevuld met
sneeuw, een lange dunne regel in inkt
geschreven als horizon, een enkele

verre vogel stippelt zijn punten op
de i’s erin. Ik zal mijn hoofd met
berenvel stofferen en ga er wonen
in een knusse hut, kijkend naar

hoe tussen de rotsen en de schrale
bomen een rest van licht zich naar het poolijs
bukt, de lange nacht zich buigt – een

die elk uitzicht in zich opzuigt.
‘O dan verschaft de met het duister
samenvloeiende inkt een zee van licht!.’

 

Gedicht: Elly de Waard

Geplaatst in Het Heterogeen | 2 reacties

MATINS | GEBED

 

Onbereikbare vader, toen we voor het eerst
werden verbannen uit de hemel, maakte u
een replica, een plek die in één opzicht
verschilde van de hemel, hij was
ontworpen om een les te leren: verder
hetzelfde – schoonheid aan beide kanten, schoonheid
zonder alternatief – Behalve
dat we niet wisten wat de les was. Alleen gelaten,
putten wij elkaar uit. Jaren
van duisternis volgden; om beurten
werkten we in de tuin, de eerste tranen
vulden onze ogen  als aarde
mistte met bloemblaadjes, sommige
donker rood, sommige vleeskleurig –
We dachten nooit aan u
die we leerden te vereren.
We wisten slechts dat het niet de menselijke natuur was
om alleen te houden van wat liefde terug geeft.

 

Gedicht: Louise Glück, The Wild Iris
Vertaling: Elly de Waard

Geplaatst in Algemeen | Een reactie plaatsen