AFTERMATH

 

Van wat in rook is opgegaan aan offers
heeft niemand weet – verzoening afgelopen
is wreed wat even stoffelijk was als lief verbrand.

Wat bleef is de herinnering, een vlucht van zien:
de veer die krassend over een bloemblad
vertelt van het bloedbad van weleer.

Veroverend wat je bezit zoek je naar wat je vindt:
de afdruk van een lichaam dat door zeewind
werd gehangen in de wolken boven land –
soms zijn het ribben, soms de knoken van een hand.

 

Gedicht: Elly de Waard, Luwte
Eigen foto

 

Geplaatst in Luwte | Een reactie plaatsen

HERALDISCH

 

Van lazuur beladen. Groots

en ruig tafereel.
Een zon die ondergaat in

Aarde. Als op een wapen. Eene leeuw
of draak van goud, getongd

en geklaauwd van keel

 

Gedicht: Elly de Waard, Van Cadmium Lekken de Bossen

 

Noot
In de wapenkunde is ‘azuur’ of ‘lazuur’ de kleur blauw, die staat voor wetenschap, waarheid;
‘keel’ is de kleur rood, die staat voor moed en opofferingsgezindheid;
‘goud’ en ‘geel’ staan voor wijsheid en rijkdom

Geplaatst in Van Cadmium Lekken de Bossen | Een reactie plaatsen

PLUME

 

 

De hond zwerft
tussen de sterren, is

zij dood? – ik zag
haar als een veertje

liggen, gekruld en
slapend in de wolken, de

afnemende maan was
rood

 

Gedicht: Elly de Waard, Van Cadmium Lekken de Bossen

Geplaatst in Algemeen, Van Cadmium Lekken de Bossen | 3 reacties

DE GROTE PRIJS DER LETTEREEN

In de nacht van 3 op 4 juli 2022 overleed Remco Campert. In de ochtend kwam de mail van Deborah met het bericht.
Remco heeft de laatste jaren wel vaker in het ziekenhuis gelegen, maar hij is/was heel taai en verrees steeds weer om gewoon door te gaan met leven. Maar deze keer was dan toch de definitieve.

Ik voel de behoefte om een mooie herinnering op te halen. De omslag die de dood te weeg brengt neemt de toekomst, in elk geval met die persoon, weg; de blik richt zich dus automatisch op het verleden. Er is geen andere weg, geen ander zicht. De herinnering is de enig overblijvende toekomst.

Het eerste dat dan in mij opkomt is de luisterrijke viering van de uitreiking van de Grote Prijs der Nederlandse Letteren aan hem in het Koninklijk Paleis te Brussel van en door koning Albert van België. Dit evenement vond plaats begin oktober 2015.
Remco had eigenlijk al veel prijzen gehad, vooral in de eerste decennia van zijn dichterscarriere, een reeks die in 1976 culmineerde in de uitreiking van de P.C. Hooft Prijs.
De prijzenregen kwam daarna enigszins tot stilstand om pas veertig jaar later tot de grootste literaire eer te leiden: de Nederlands/Belgische Grote Prijs der Letteren.
De tijd is kennelijk in een halve eeuw een stuk sneller gaan draaien net als de taal, want vergelijk dat eens met recente toekenningen: Astrid Roemer kreeg in 2016 de P.C. Hooftprijs en in 2021 al deze Grootste Prijs. Het leven is vluchtiger geworden, de haast regeert.

Ach, ik heb de heerlijke middag van de uitreiking aan Remco al eerder en tot in detail beschreven (zie Campert, Brussel en een Heerlijke Middag, onderaan dit stukje).
Maar ik wilde nog graag een enkele foto plaatsen.

Als een persoonlijk verslaggever sta ik hierboven het koninklijke en literaire feestgedoe gade te slaan en ervan te genieten, voorzien van een fijn glaasje champagne. Le Roi Albert en zijn zeer charmante vrouw, tevens koningin, lopen in het wild rond tussen de Amsterdamse en Nederlands/Belgische Beau Monde en maken met iedereen een praatje.
Remco en Debbie zijn vanzelfsprekend het middelpunt van de feestvreugde, zeker tijdens de receptie na de glorieuze en zeer geestige en mooie uitreiking en zij onderhouden zich minzaam met iedereen die ze komt begroeten of een woord met ze wil wisselen.
En ook deze receptiezaal werd door goud, spiegels, marmer, enorme hoge ramen en lusters gedomineerd.


 

CAMPERT, BRUSSEL EN EEN HEERLIJKE MIDDAG


Zie ook in dit blog: CAMPERT, BRUSSEL EN EEN HEERLIJKE MIDDAG, 9 oktober 2015

Geplaatst in Algemeen | 1 reactie

DE BOEREN EN HET ‘KERELSLIED’

 

De wrijving tussen de stad en het platteland is er een van alle tijden.
Daar is hier in de lage landen een mooi voorbeeld van: ‘Het Kerelslied’ dat op naam staat van de dichter Gerbrandt Adriaanszoon Brederode, maar waarschijnlijk nog iets ouder is. In elk geval dateert het van het begin van de 17de eeuw. Het is een scheldkannonade op de smerige boer, zijn slecht geklede vrouw, haar gelapte schoenen, de hompen zwart brood die hij naar binnen schrokt en voor minder dan ‘ophangen die kerels’, doet de auteur het niet. Begrijp mij goed: dit was een ‘boertig lied’, wat betekent dat er toen enorm om gelachen werd.
Het werd gezongen (de muziek ervan is ook nog bekend) en ik stel mij zo voor dat het in de Amsterdamse kroegen van de Gouden Eeuw bij de pinten bier de feestvreugde danig verhoogde. Brederode was op en top een hoofdstedeling.
Het gedicht telt vele coupletten en ik ben er nog niet in geslaagd om die allemaal te lezen, laat staan te ontcijferen. ‘Kerel’ was in elk geval de vaste, denigrerende naam voor de boer.
Het is interessant dat de betekenis van dit woord door de eeuwen heen een veel positievere lading heeft gekregen!
Hieronder het eerste couplet.

 

Wi willen van den kerels zinghen
Si syn van quader aert
Si willen de ruters dwinghen  *)
Si draghen enen langhen baert
Haer cleedren die syn al ontnait  **)
Een hoedekyn up haer hooft ghecapt
Tcaproen staat al verdrayt
Haer cousen ende haer scoen ghelapt

refrein:
Wrongelen, wey, broot ende caes
Dat heit hi al den dag
Daer omme es de kerel so daes
Hi hetes meer dan hys mach

 

*) De ruiters ‘die te paard gaan’ (meest de edelen) zijn de schrik van de boer omdat ze vaak dwars door het koren en de aanplant rijden.
**) Met ‘ontnait’ is bedoeld dat haar kleren gescheurd zijn en uit elkaar hangen

Geplaatst in Algemeen | 2 reacties